Lessen
Aantal vragen: 20
Goed: 0
Fout: 0

je maag en je darm samen, je spijsvertering:

  • het maag-darmkanaal
  • het maagzuur
  • de bacterie

een stofje dat helpt bij de reactie in je lichaam:

  • de dunne darm
  • de lever
  • het enzym

het poepgat:

  • de ontlasting
  • de anus
  • het enzym

het klaargemaakt eten:

  • de voedingsstof
  • de slokdarm
  • de spijs

een stof die het lichaam energie geeft:

  • de brandstof
  • de lever
  • het orgaan

een bitter sap uit de lever dat helpt bij het verteren van eten. Gal wordt opgeslagen in je galblaas:

  • de voedingsstof
  • de aandrang
  • de gal

het deel van de darm waar het water uit poep wordt gehaald:

  • de dikke darm
  • de lever
  • de spijs

het deel van je darmen dat net na je keel begint:

  • de slokdarm
  • het orgaan
  • de dikke darm

de poep:

  • de ontlasting
  • het maagzuur
  • spijsvertering

alles wat in je lichaam met eten gebeurt. Bij de spijsvertering maakt je lichaam je eten steeds kleiner en haalt het de belangrijkste voedingsstoffen eruit. Wat overblijft, poep je uit:

  • spijsvertering
  • de ontlasting
  • de dikke darm

een stof in het eten die goed is voor je lichaam:

  • de voedingsstof
  • de aandrang
  • de dunne darm

verstopt zitten, dicht zitten. Als je hier last van hebt, zit de poep vast in je lichaam:

  • de verstopping
  • de aandrang
  • de bacterie

het gevoel dat je moet poepen:

  • de brandstof
  • de aandrang
  • de slokdarm

het deel van je darmen waar stoffen uit het eten in je bloed komen:

  • de lever
  • de dunne darm
  • de anus

een orgaan dat je bloed zuivert:

  • de voedingsstof
  • de lever
  • de bacterie

heel dunne poep:

  • de dikke darm
  • de diarree
  • de verstopping

een zuur sap in je maag dat helpt bij het verteren van eten:

  • het maagzuur
  • de diarree
  • het enzym

een piepklein beestje dat je alleen door een microscoop kunt zien. Er zijn goede en slechte van. Van de slechte kun je ziek worden:

  • spijsvertering
  • de dunne darm
  • de bacterie

de stoffen uit het eten halen die je lichaam nodigt heeft. Dit gebeurt in je maag en in je darmen:

  • verteren
  • de verstopping
  • de gal

het deel van je lichaam met een eigen taak. Bijvoorbeeld het hart, de longen en de lever:

  • het maagzuur
  • de aandrang
  • het orgaan